Psychologische factoren geen oorzaak van CRPS

190

Psychologische factoren, zoals angst, depressie en belangrijke levensgebeurtenissen spelen geen rol in het ontstaan van het Complex Regionaal Pijn Syndroom (CRPS). Dit concludeert Annemerle Beerthuizen in haar proefschrift ‘Het stigma doorbroken, de associatie tussen psychologische factoren en het Complex Regionaal Pijn Syndroom’, waarop ze woensdag 19 november promoveert aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

- tekst gaat verder na deze advertentie -


FysioVacature, de vacaturesite voor de fysiotherapeut

Het Complex Regionaal Pijn Syndroom (CRPS), ook wel bekend onder de naam posttraumatische dystrofie of Sudeckse atrofie, is een ziekte die kan ontstaan na bijvoorbeeld een polsbreuk of operatie. Deze ziekte gaat gepaard met pijn en symptomen zoals verschil in kleur en temperatuur, zwelling en motorische zwakte.  Ondanks het feit dat deze soms ernstig invaliderende ziekte al meer dan 100 jaar geleden werd beschreven door de Duitse Chirurg Sudeck was er tot een paar jaar geleden slechts weinig bekend over de reden van ontstaan. Een van de theorieën over het ontstaan van CRPS is dat het een psychologische oorzaak heeft; patiënten met psychologische klachten hebben meer kans om CRPS te ontwikkelen dan mensen zonder psychologische klachten.

Een onderzoek naar de rol van psychologische factoren bij CRPS is uitgevoerd door de afdeling Anesthesiologie en de afdeling Medische Psychologie en Psychotherapie van het Erasmus MC. Annemerle Beerthuizen, verbonden aan de afdeling Medische Psychologie & Psychotherapie van het Erasmus MC, volgde een jaar lang 596 patiënten met een fractuur aan hand, pols, voet of enkel in het Erasmus MC en het Maasstadziekenhuis. In totaal ontwikkelde 7% CRPS. Psychologische factoren, zoals angst, depressie en belangrijke levensgebeurtenissen blijken geen rol te spelen in het ontstaan van CRPS.

Veel patiënten met CRPS worden dus onterecht gestigmatiseerd als psychologisch afwijkend. Wel blijkt bij een kleine groep patiënten catastroferen (het overschatten van de negatieve gevolgen van pijn) een rol te spelen bij het instandhouden van CRPS. Factoren die van invloed zijn op de overgang tussen acute en chronische CRPS dienen verder onderzocht te worden.

Bron: ErasmusMC

5 REACTIES

  1. Dr. G.J. Versteegen, psycholoog UMC Groningen en spreker op de Boerhaavecursus CRPS-1 concludeerde ten aanzien van dit onderwerp: ‘We vinden niet zo veel’.
    Wel worden in de klinische praktijk patiënten gezien met forse problemen en hoge lijdensdruk (en tot voor kort ook nog eens met een niet bepaald optimale revalidatiebenadering……..)
    Logisch dat ook b.v. fysiotherapeuten met CRPS-1 de ‘psychisch minst sterken’ zien, hetgeen ten onrechte zou suggereren dat dit een oorzaak is.
    Besteed zoals met elk ziektebeeld wel aandacht aan de begeleidende psychische factoren.

  2. datzelfde geldt voor ‘whiplash’:

    De meeste whiplashpatiënten zijn binnen drie maanden klachten-vrij. Ongeveer één op drie houdt echter langdurig last van fysieke en psychische klachten als ernstige vermoeidheid, duizeligheid, angst en bewegingsbeperkingen van de nek. Dat schrijft de psycholoog Gerbrig Versteegen in het proefschrift waarmee zij op 5 december promoveerde aan de Rijksuniversiteit Groningen.
    In het proefschrift analyseert Versteegen gegevens over whiplash die het Academisch Ziekenhuis Groningen tussen 1970 en 1994 verzamelde. In die periode werd de diagnose distorsie van de nek gesteld bij 1.374 patiënten. Na 1980 was er een sterke toename merkbaar, waarschijnlijk als gevolg van de media-aandacht voor whiplash. In de helft van de gevallen was de nekaandoening een gevolg van een auto-ongeval. De andere
    helft wordt veroorzaakt door vallen, sport- en fietsongevallen en mishandeling. De meeste whiplashpatiënten die bij een auto-ongeval betrokken waren, zijn jonge mannen van 25 tot 29
    jaar. In jongere leeftijdscategorieën was de oorzaak meestal een fiets- of sportongeval.
    Om na te gaan of psychische klachten bijdragen aan het ontstaan van chronische klachten, vroeg Versteegen of patiënten voorafgaand aan het ongeval een ingrijpende gebeurtenis hadden meegemaakt. Een statistisch verband kon de promovenda echter niet aantonen. Evenmin kon zij vaststellen dat er een verband is tussen chronische whiplashklachten en de persoonlijkheid van de patiënt. << RC

    Publicatie Nr. 49 – 03 december 2001
    Jaargang 2001
    Rubriek MediSein

  3. Met beeldvormende technieken zijn bij WAD graad I en II geen afwijkingen te vinden. ‘Naast het verhaal van de patiënt hebben we haast niets in handen’, zegt Keuter. ‘Röntgenfotografie en MRI voegen volgens de literatuur niets toe aan de zekerheid over de diagnose. Een röntgenfoto is alleen nuttig om een breuk uit te sluiten. MRI heeft alleen meerwaarde bij neurologische verschijnselen, en dus bij WAD graad III. Op termijn komt daar verandering in. Studies met functionele MRI laten zien dat er in de hersenen wel veranderingen optreden. Dit kan nuttig zijn om het effect van een behandeling te meten zoals dat bij het complex regionaal pijnsyndroom ook steeds vaker gebeurt.’
    – link –

  4. HOOFDSTUK 6
    FUNCTIEVERLIES DOOR CHRONISCHE PIJN
    Het standpunt van de Commissie inzake de beoordeling van pijn staat aangegeven in het
    voorwoord van deze Richtlijnen.
    De neurologische aandoeningen waarbij chronische pijn, al dan niet geïsoleerd, een op de
    voorgrond staand symptoom is, zijn de volgende:
    – Complex regional pain syndrome type II (CPRS II), eerder bekend als ‘causalgie’,
    gedefinieerd als pijn met uitval van een perifere zenuw, met vegetatieve
    verschijnselen.
    – Complex regional pain syndrome type I (CPRS I), eerder bekend als
    posttraumatische dystrofie.
    – Neuropathische pijn bij perifere zenuwlaesies.
    – Neuralgie, gedefinieerd als pijn in het specifieke verloop van een perifere zenuw
    zonder uitval.
    – Thalamische pijn.
    – Fantoompijn.
    – Centrale pijn bij myelumlaesies.
    Al deze aandoeningen hebben specifieke kenmerken. Indien deze aanwezig zijn, kan de pijn
    worden beschouwd als te behoren tot het vakgebied van de neuroloog en dient de beoordeling
    van het erdoor opgetreden functieverlies te geschieden volgens de hierna volgende tabel 6.1.
    Functieverlies door aan de pijn secundaire verschijnselen, zoals bewegingsbeperking van
    gewrichten of lichaamsdelen, wordt geacht geïncorporeerd te zijn in de in deze tabel
    genoemde percentages.
    In gevallen van chronische pijn, die niet berust op een als nosologische entiteit geaccepteerde
    aandoening van het zenuwstelsel of een bekend anatomisch of fysiologisch substraat, is de
    neuroloog niet in staat tot een evaluatie van het functieverlies.
    – link –

  5. Carla Rus: psychiater en publicist. ‘Ik heb sinds 1997 na een operatie in mijn nek posttraumatische dystrofie gekregen. Hoewel ik thuis zoveel mogelijk patiënten behandel en over mijn werk publiceer, weet ik uit ervaring hoe moeilijk het is om aan huis gebonden te zijn. ‘Ik ondersteun dan ook van harte Stichting Intermobiel! Ik denk dat deze stichting jullie positief kan stimuleren zoveel mogelijk activiteiten in de buitenwereld te ontplooien, en – heel belangrijk voor elke jongere – tot zelfontplooiing kan aanzetten! Veel liefde en lol onderweg gewenst, Carla’

Reacties zijn gesloten.