Een prik in de bilspier met corticosteroïden is effectief als pijnstiller voor patiënten met heupartrose, ook wel heupslijtage genoemd. Het effect van de injectie in de bil houdt bovendien lang aan, zo’n twaalf weken. Tot op heden worden injecties met corticosteroïden, met als doel pijn te bestrijden, in het heupgewricht gezet. Maar deze ingreep is veel complexer dan een injectie in de bilspier.

- tekst gaat verder na deze advertentie -


FysioVacature, de vacaturesite voor de fysiotherapeut

Promovendus en orthopeed in opleiding Desiree Dorleijn promoveert op 25 januari op deze bevinding aan het Erasmus MC. Ze onderzocht twee groepen van in totaal 107 patiënten met pijnlijke heupartrose met elkaar. De ene groep kreeg een injectie met een nepmiddel in de bil, de andere groep kreeg een injectie met werkzame stof. Vóór de injectie was de gemiddelde pijnscore (op een schaal van 10) 4,3. In de groep die de placebo kreeg, daalde de score na twee weken naar gemiddeld 3,9. In de groep die corticosteroïden kreeg, daalde de gemiddelde score naar 2,6. Het effect hield gemiddeld twaalf weken aan.

Een behandeling met een injectie in de bil biedt een aantal grote voordelen ten opzichte van een injectie in het heupgewricht.  Patiënten hoeven voor een prik in de bilspier niet naar het ziekenhuis. Een injectie in het gewricht dient te worden gegeven op de afdeling Radiologie, omdat de specialist met echografie of röntgenfoto moet kijken waar de injectie kan worden gezet. Een prik in de bilspier kan door de huisarts worden gegeven. De nieuwe methode is daardoor tevens veel goedkoper.

In Nederland hebben naar schatting 80.000 mannen en 160.000 vrouwen last van heupartrose. Het is een reumatische aandoening die doorgaans ontstaat op middelbare leeftijd, waarbij het kraakbeen in de gewrichten dunner en zachter wordt. Daarbij ontstaat geleidelijk aan pijn. Wanneer pijnstilling met medicatie als ibuprofen of paracetamol niet meer helpt, kan worden gekozen voor een injectie met corticosteroïden in het gewricht als tijdelijk oplossing van de pijnklachten. Pas in allerlaatste instantie komt het aanbrengen van een heupprothese in beeld als behandeloptie.

Het effect van de injectie in de bilspier is in deze studie niet vergeleken met het effect van een injectie in het gewricht. Volgens promovendus Dorleijn moet de injectie in de bilspier dan ook gezien worden als een waardevolle aanvulling op het bestaande behandelprotocol. “De prik in de bil is vooral een goede tussenstap. In de toekomst zou de prik in de bilspier vergeleken kunnen worden met de injectie in het gewricht. Ook zou onderzocht kunnen worden of knieartrose op een zelfde manier behandeld kan worden met een prik in het bovenbeen in plaats van in het kniegewricht.”