Computer ondersteunt huisarts bij diagnoses Astma en COPD

61

Als huisarts in Hoogezand vroeg Thys van der Molen zich af hoe hij de behandeling van patiënten met chronische longziekten kon verbeteren; bij de afdeling Huisartsengeneeskunde van het UMCG vond hij een manier. Hoogleraar Van der Molen ontwikkelde een methode om de longarts via de computer over de schouder van de huisarts mee te laten kijken. De zorg voor patiënten met astma en COPD wordt er beter door.

- tekst gaat verder na deze advertentie -


FysioVacature, de vacaturesite voor de fysiotherapeut

Vragenlijst en Astma/COPD dienst
“We hebben een supereenvoudige vragenlijst ontwikkeld die patiënten met longklachten invullen,” vertelt Van der Molen. De vragenlijst bestaat uit 10 vragen over klachten, emotionele last en lichamelijke belemmeringen. “Patiënten vullen thuis de vragenlijst in op papier, en laten bij de Astma/COPD dienst van Lab Noord hun longfunctie meten. Lab Noord voert alle gegevens in de computer in.” Hiermee stelt de huisarts een diagnose. Van der Molen bedacht dat hij de gegevens ook wilde laten beoordelen door longartsen. Met hun kennis en ervaring kunnen zij de huisarts ondersteunen bij het stellen van de diagnose en het bedenken van de beste behandeling. “Het advies aan de huisarts is dus alsof de longarts over de schouder meekijkt, zonder dat de patiënt daadwerkelijk naar de specialist gaat” aldus Van der Molen. Hij heeft de hulp van negen longartsen in de omgeving ingeschakeld. De huisarts krijgt op deze manier advies van de locale longarts uit het ziekenhuis in de buurt.

Betere zorg
De samenwerking tussen huisartsen en de Astma/COPD dienst van Lab Noord heeft voordelen voor de patiënt. De huisarts kan direct gebruik maken van het advies van de longarts die meekijkt. Daarnaast heeft Van der Molen met onderzoek aangetoond dat het aantal patiënten dat last krijgt van een plotseling verergering van longklachten, een zogenaamde exacerbatie, met 30% is afgenomen. “Dit is een belangrijke verbetering van de zorg voor patiënten met astma en COPD,” concludeert Van der Molen.

12.000 patiënten
In de loop van de tijd zijn ruim 12.000 patiëntbeoordelingen door longartsen uitgevoerd. Twijfelgevallen werden besproken. De volgende stap die Van der Molen wil zetten, is om met de gegevens van deze grote groepen patiënten de 50 meest voorkomende diagnosen en daarbij passende behandelingen van astma en COPD in kaart te brengen. Op basis van deze profielen kan een praktijkstandaard worden ontwikkeld. Van der Molen zou deze praktijkstandaard graag willen vertalen naar een computerprogramma voor de huisarts. Als dan een patiënt met longklachten bij de huisarts komt, wordt na het invullen van de vragenlijst en het longfunctieonderzoek direct “meegekeken door de virtuele longarts.” Het advies over diagnose en behandeling is dan in overeenstemming met de mening van de gemiddelde longarts in Noord-Nederland.

Gemengde gevoelens
Dat de computer in de spreekkamer van de huisarts “meekijkt”, roept gemengde gevoelens op. “Huisartsen zijn er blij mee,” vertelt Van der Molen. “De professionele richtlijnen zijn te veel gericht op patiënten met alleen astma, of alleen COPD, terwijl in de praktijk juist veel patiënten met mengvormen voorkomen. Als huisarts heb je dan onvoldoende aan de richtlijnen. Het is een verrijking van de kennis als de longarts even meekijkt, dat sluit beter aan bij de dagelijkse praktijk.” Tijdens congressen in het buitenland heeft Van der Molen meegemaakt dat collega’s minder enthousiast zijn; ze denken dan dat de computer de huisarts kan vervangen. “Dat is niet het geval,” zegt Van der Molen, “het is echt een ontwikkeling waarbij de computer de huisarts ondersteunt. Het handelen van de huisarts wordt gerichter. En we hebben laten zien dat daardoor de zorg verbetert.”

Nieuwe onderzoeksvragen
De gegevens van alle patiënten in het computersysteem leidt ook tot nieuwe onderzoeksvragen in het ziekenhuis. Daar is bekend dat bij sommige longpatiënten de problemen meer in de kleine luchtwegen zitten, terwijl bij anderen juist de grote luchtwegen zijn aangedaan. Met behulp van het computersysteem wordt nagegaan of de patiënten goed in groepen in te delen zijn en om hoeveel mensen het gaat. Dan wordt bekeken hoe zinvol het is om bijvoorbeeld nieuwe behandelingen uit te testen. “Zo komt de behandeling van patiënten met longziekten echt vooruit,” aldus Van de Molen. “We staan nog maar aan het begin van de ontwikkeling van computerondersteuning bij de huisarts. Patiënten met diabetes en hart- en vaatziekten hebben hier waarschijnlijk ook baat bij. We gaan die kant op.”

Bron: UMC Groningen